dinsdag, september 04, 2007

Het FLMP-model van Massaro: deel 1

Waarneming, via welk zintuig dan ook, is een erg ingewikkeld onderwerp. Het grootste probleem is niet dat we kunnen waarnemen dat er iets is, maar dat we ook nog vaak weten wat we zien. Psychologen hebben in hun experimenten de werkelijkheid zo veel mogelijk uitgekleed zodat de reactie op kleine verschillen in waarneming kunnen worden onderzocht. In de jaren 70 kwam uit zo'n experiment het word superiority effect aan het licht: je herkent een letter makkelijker (sneller) als het onderdeel uitmaakt van een woord dan wanneer het een losse letter is. De n in 'hond' herken je dus sneller dan alleen maar een n. Eigenlijk is dat best vreemd, want als er meer letters te zien zijn moeten je hersenen ook meer letters verwerken. Je zou dus verwachten dat een enkele letter herkennen sneller gaat dan meer letters. Maar dat is dus niet zo. De letters om die ene letter heen vormen als het ware een betekenisvolle context. Die context geeft zoveel toegevoegde waarde dat je de letter sneller herkent. Als de context samen met de letter geen betekenisvol woord vormen (bijvoorbeeld 'kxnq') dan herken je de letter ook niet sneller dan als hij losstaat.
Dit zijn allemaal observaties. Het wordt interessant als we op zoek gaan naar het mechanisme. Een van de vragen die je kunt stellen is: hoe verwerk je de letter en zijn context: als een geheel, los van elkaar, of op nog een andere manier? De psycholoog Dominic Massaro beweerde dat we de letter en zijn context los van elkaar verwerken. Beide geven afzonderlijk informatie over de letter die we zien. De combinatie van de twee beïnvloedt onze uiteindelijke keuze.
Om Massaro's hypothese te testen moet je letters in allerlei verschillende woordcombinaties laten herkennen, en verschillen in reactietijd bestuderen. Dat is zo'n beetje de opzet van een van Massaro's experimenten, waarbij hij stimuli gebruikte als onderstaande.

De taak is heel eenvoudig: er staat in elk woord ofwel een c ofwel een e. Aan jou de taak om te zeggen welke letter je ziet. Linksboven zie je woorden die alleen met een e een goed woord vormen (dus 'edit' maar niet 'cdit'). Linksonder staan woorden die alleen met een c kunnen. Rechtsboven staan woorden die zowel met een e als met een c een goed woord vormen ('talk' en 'tale'), en rechtsonder woorden die geen goed woord vormen met een e of een c. Binnen elke kolom staat de e of c op een andere positie, vooraan bij 'edit' en achteraan bij 'pane'. Van boven naar onder in elke kolom zie je de afgebeelde c in elk woord langzaam in een e veranderen. De afgebeelde woorden in het plaatje geven dus zowel 'bewijs' voor een c of e op zichzelf als vanuit de context waarin die c of e worden afgebeeld. Je kunt je wel voorstellen dat als een letter sterk op een e lijkt hij sneller als e wordt herkend, maar wat zal de invloed van de context waarin de letter staat zijn? Het aardige is dat Massaro hierover een vrij nauwkeurige voorspelling kon doen, omdat hij uitging van de aanname dat letter en context onafhankelijk van elkaar worden verwerkt. Meer over de voorspelde uitkomsten in deel 2.

Geen opmerkingen: