dinsdag, september 18, 2007

Heeft angst invloed op onze tijdswaarneming?

Er zijn veel anekdotes over de manier waarop 'de tijd even leek stil te staan' op een bepaald heftig emotioneel moment (bijvoorbeeld tijdens een auto-ongeval). Omdat je mensen niet gecontroleerd in zo'n situatie kunt plaatsen is het best lastig om te onderzoeken of onze waarneming van tijd flexibel is, dat wil zeggen afhankelijk van bijvoorbeeld de hoeveelheid adrenaline in ons bloed (die komt vrij tijdens heftige momenten). Hier een video over een interessant experiment waarin het toch wordt geprobeerd. (Via CognitiveDaily).



De vraag is natuurlijk: wordt de waarneming van tijd in dit experiment op een goede manier gemeten? Zou het beter/accurater kunnen?

maandag, september 10, 2007

Mnemonic wizards: geheugenpsychologie goes extreme

Een stukje over de 'Memoriad', een jaarlijks evenement waar mensen strijden om het beste geheugen. Er komen tips langs van de experts over de manier waarop je verschillende strategieën kunt gebruiken om net zo goed te worden als zij. Elaboratie en het koppelen van informatie aan iets dat je persoonlijk al goed kent zijn daarbij het belangrijkst. In principe kan iedereen het leren.

dinsdag, september 04, 2007

Het FLMP-model van Massaro: deel 2

Een vervolg op deel 1. Ik was bezig met Massaro's FLMP (Fuzzy Logical Model of Perception) model, en het testen van dat model. Massaro voerde zijn experiment uit met 11 studenten als proefpersonen. In de resultaten wordt naar vier mogelijkheden gekeken: woorden die alleen met een e kunnen, alleen met een c, zowel met een e als met een c, of noch met een e noch met een c. In de grafiek hieronder heb ik de resultaten neergezet, waarbij ik een van de vier situaties heb weggelaten omdat die precies gelijk is aan de 'zowel c als e'-situatie.


In de grafiek staat op de y-as de 'kans op een e-respons', oftewel de kans dat iemand een e zegt te zien. Op de x-as staat hoe duidelijk er sprake was van een e in het getoonde woord (bij 1 stond er overduidelijk geen e, bij 6 overduidelijk wel).
De getekende verbindingslijnen zijn geen echte data van de studenten, het zijn uitkomsten uit een berekening. Het leuke is dat de berekening heel goed overeenkomt met de 'echte' uitkomsten. In het psychologieboek dat ik gebruik (John Anderson's Cognitive Psychology and its Implications) staat een formule afgedrukt. Voor een bepaalde stimuluswaarde (op de x-as) moet je daarmee de kans (op de y-as) kunnen berekenen. De formule is zo opgesteld dat de stimuluswaarde en de context los van elkaar beschouwd worden. Het gaat uit van de Bayesiaanse theorie van statistische inferentie (een pittig onderwerp). Ik noem dit alles omdat ik de nette grafiek die in het boek stond wilde namaken in Excel. Dat lukte voor geen meter, de curves weken sterk af van wat er uit zou moeten komen volgens het boek. Uiteindelijk heb ik het artikel van Massaro uit 1978 erbij gehaald. Het bleek dat Anderson op zich wel gelijk heeft met de formule, maar dat de zaken toch iets ingewikkelder liggen. In het model van Massaro wordt bijvoorbeeld onderscheid gemaakt tussen de context van een letter waarbij een woord wordt gevormd en context waarbij geen woord wordt gevormd (in Anderson's formule is er gewoon 1 variabele 'context'). Daarnaast heeft Massaro heel zorgvuldig precieze waarden gekozen voor elk van de zes 'stimuluswaarden'. Die moet je wel weten, anders kun je ze niet in de formule invullen (dat kiezen van waarden wordt ook wel 'model fitting' genoemd). Excel gaf me uiteindelijk de uitkomsten die ik zocht (en zo staan ze ook in het plaatje hierboven).
Al met al is me (niet voor het eerst) opgevallen dat Anderson soms erg kort door de bocht gaat, en dat het de moeite waard is om gegeven formules eens door te rekenen.

Het FLMP-model van Massaro: deel 1

Waarneming, via welk zintuig dan ook, is een erg ingewikkeld onderwerp. Het grootste probleem is niet dat we kunnen waarnemen dat er iets is, maar dat we ook nog vaak weten wat we zien. Psychologen hebben in hun experimenten de werkelijkheid zo veel mogelijk uitgekleed zodat de reactie op kleine verschillen in waarneming kunnen worden onderzocht. In de jaren 70 kwam uit zo'n experiment het word superiority effect aan het licht: je herkent een letter makkelijker (sneller) als het onderdeel uitmaakt van een woord dan wanneer het een losse letter is. De n in 'hond' herken je dus sneller dan alleen maar een n. Eigenlijk is dat best vreemd, want als er meer letters te zien zijn moeten je hersenen ook meer letters verwerken. Je zou dus verwachten dat een enkele letter herkennen sneller gaat dan meer letters. Maar dat is dus niet zo. De letters om die ene letter heen vormen als het ware een betekenisvolle context. Die context geeft zoveel toegevoegde waarde dat je de letter sneller herkent. Als de context samen met de letter geen betekenisvol woord vormen (bijvoorbeeld 'kxnq') dan herken je de letter ook niet sneller dan als hij losstaat.
Dit zijn allemaal observaties. Het wordt interessant als we op zoek gaan naar het mechanisme. Een van de vragen die je kunt stellen is: hoe verwerk je de letter en zijn context: als een geheel, los van elkaar, of op nog een andere manier? De psycholoog Dominic Massaro beweerde dat we de letter en zijn context los van elkaar verwerken. Beide geven afzonderlijk informatie over de letter die we zien. De combinatie van de twee beïnvloedt onze uiteindelijke keuze.
Om Massaro's hypothese te testen moet je letters in allerlei verschillende woordcombinaties laten herkennen, en verschillen in reactietijd bestuderen. Dat is zo'n beetje de opzet van een van Massaro's experimenten, waarbij hij stimuli gebruikte als onderstaande.

De taak is heel eenvoudig: er staat in elk woord ofwel een c ofwel een e. Aan jou de taak om te zeggen welke letter je ziet. Linksboven zie je woorden die alleen met een e een goed woord vormen (dus 'edit' maar niet 'cdit'). Linksonder staan woorden die alleen met een c kunnen. Rechtsboven staan woorden die zowel met een e als met een c een goed woord vormen ('talk' en 'tale'), en rechtsonder woorden die geen goed woord vormen met een e of een c. Binnen elke kolom staat de e of c op een andere positie, vooraan bij 'edit' en achteraan bij 'pane'. Van boven naar onder in elke kolom zie je de afgebeelde c in elk woord langzaam in een e veranderen. De afgebeelde woorden in het plaatje geven dus zowel 'bewijs' voor een c of e op zichzelf als vanuit de context waarin die c of e worden afgebeeld. Je kunt je wel voorstellen dat als een letter sterk op een e lijkt hij sneller als e wordt herkend, maar wat zal de invloed van de context waarin de letter staat zijn? Het aardige is dat Massaro hierover een vrij nauwkeurige voorspelling kon doen, omdat hij uitging van de aanname dat letter en context onafhankelijk van elkaar worden verwerkt. Meer over de voorspelde uitkomsten in deel 2.