Toelichting. Eind 2013 werd ik door de studentenvereniging van Onderwijskunde, Vocus, voorgedragen voor de universitaire onderwijsprijs. Daarvoor moeten een aantal stukken aangeleverd worden waaronder een 'visiedocument' waarin je je visie op (goed) universitair onderwijs beschrijft. Ik heb dat toen gedaan. In navolging van ASW-docent Ruud Abma, die zijn visie
online heeft geplaatst, heb ik die tekst in iets bijgewerkte vorm hieronder geplaatst.
Al vroeg in mijn carriere, in 1998, ben ik begonnen met het verzorgen van onderwijs aan de universiteit, en sindsdien is mijn visie op onderwijs geleidelijk concreter geworden. Ik ben nog altijd bezig mijn visie op onderwijs te ontwikkelen en ik ben daar nog niet mee klaar. Sterker, ik vind dat je ook niet mag verwachten er een eindpunt is. Gaandeweg heb ik wel een aantal specifieke ideeën verworven die je kunt samenvatten als mijn persoonlijke visie op wat goed onderwijs is, wat het zou moeten zijn, en hoe onderwijs er in de toekomst uit zou kunnen zien. Die ideeën probeer ik gestalte te geven in mijn huidige rol als docent, als coördinator van verschillende vakken, als meedenker in verschillende commissies en andere overlegorganen, en ook in de (populaire) media.
In het begin van het jaar was ik naast onder andere rector-magnificus Bert van der Zwaan een van de sprekers bij het ‘Onderwijsorakels’-evenement – ook al heb ik mezelf nadrukkelijk niet als ‘orakel’ gepresenteerd! Mijn
toespraak had als thema: het belang van lef. Lef vormt een van mijn basisideeën over onderwijs. Ik vind dat studenten moeten leren om lef te tonen in het onderwijs. Dat wil zeggen: het doel van een universiteit is om studenten te leren denken. Dat betekent dat zij leren om de wereld kritisch en genuanceerd te benaderen. Ik heb benadrukt dat ik van studenten hoop dat zij leren om lef te tonen, ook als het gaat om hun eigen onderwijs. Ik probeerde het zelf toen ik studeerde aan de UvA: ik zocht vaak de grenzen op van opdrachten of probeerde iets nieuws. In plaats van een volledige schrijfopdracht leverde ik een keer een korte polemiek in. Mijn begeleider (Jaap van Heerden) kon het waarderen. Dat vind ik ook belangrijk: als docent studenten de ruimte geven om lef te tonen, om soms buiten de lijntjes te kleuren. Als schrijfgids gebruikte ik als student een handleiding voor PR-teksten: die dwong me eenvoudig, leesbaar, en gestructureerd te schrijven. Docenten nam ikzelf vaak niet té serieus. Ik kende de universitaire wereld al vroeg omdat mijn vader aan de Universiteit Leiden werkte. Die bagage heeft denk ik gemaakt dat ik het universitaire onderwijs vanaf het begin kritisch aanschouwde: als ik na een eerste hoorcollege concludeerde dat de colleges niets aan een vak toevoegden, dan kwam ik daarna niet meer. Nu ik zelf docent ben houd ik daar rekening mee: ik vind dat mijn colleges meerwaarde moeten hebben. Een college dat ik geef moet een college zijn dat ik zelf ook zou willen volgen.
In mijn onderwijs gedraag ik me als een wetenschapper. Dat betekent dat ik de leerstof kritisch benader en studenten aanspoor om dat ook te doen. Academisch denken betekent in zekere zin dat zekerheden niet bestaan. Daar zit ook juist de lol van wetenschappelijk denken in, in het spelen met die onzekerheid, en dus met de werkelijkheid. Studenten vinden dat niet altijd fijn, zij willen horen hoe het zit, maar ik vind dat academisch denken staat of valt met het leren omgaan met en leren waarderen van continue onzekerheid. Onderwijskunde is daarvoor heel geschikt, omdat het een discipline is die het wetenschappelijke met het minder wetenschappelijke combineert. In het recent verschenen boek 'Het Alternatief' geeft Hester IJsseling ook mooi dit deel van mijn visie weer. Haar uitgangspunt in haar werk als lerares in het basisonderwijs is: "Het is de kunst om het zekere weten te voorkomen". Dat is een knappe prestatie, want het is in het hoger onderwijs niet altijd makkelijk! Overigens deel ik met de rector magnificus de visie dat studenten ook ondernemerschap moeten leren. Ik pleit zo nu en dan voor het opnemen van een dergelijk vak in het curriculum, en gelukkig volgen onze studenten regelmatig minorvakken over dit onderwerp. Ik moedig hen daarin aan.
Het contact met studenten waardeer ik enorm in mijn werk. Ik zie mijzelf niet als verheven boven hen, maar probeer het goede voorbeeld te geven om te laten zien hoe je continu bezig kunt zijn met je vak. Toen ik een tijdje geleden college gaf in het gebouw Achter de Dom bleek dat je daar als docent op een hoog podium staat. Ik ben toen afgedaald en tussen de studenten gaan staan. Daar voelde ik me een stuk meer op mijn gemak: niet boven hen, maar tussen hen. Bij een wetenschappelijke houding hoort ook integriteit en eerlijkheid. Als ik het antwoord op een vraag van een student niet weet geef ik dat zonder aarzeling toe. Ik zeg wel eens: ik ben 16 uur per dag beschikbaar voor studenten. Ik ben in de communicatie alleen formeel als het werk dat vereist. In die zijn beantwoordt mijn visie aan de slogan 'onderwijs maak je samen'.
Ik houd me graag en veel bezig met onderwijsvernieuwing. Op dit moment stapelen de veranderingen zich op: universitair onderwijs is in beweging. Ik volg ontwikkelingen op de voet en ik ben actief in het overleg over vernieuwingen aan de Universiteit Utrecht, bijvoorbeeld over 'MOOCs' en over digitaal toetsen, maar ook andere ICT-toepassingen. De computer en het (sociale) internet spelen hierin een grote rol. Utrecht loopt (naar mijn mening) nu achter in Nederland, maar ik zeg altijd: “Als Utrecht het doet, doet Utrecht het goed.” Ik vind dat Onderwijskunde een sleutelrol mag en moet vervullen bij deze onderwijsvernieuwingen, ook omdat ik bij anderen zie dat juist het onderwijskundige aspect vaak ontbreekt – daar ligt de nadruk meer op technologische mogelijkheden. Het kan zo veel beter en meer doordacht!
Mijn visie op onderwijsvernieuwing richt zich ook op het gebruik van sociale media, waar ik veel gebruik van maak, ook om in onderwijs mee te experimenteren. Mijn initiatief om met Facebookgroepen te gaan werken als aanvulling op Blackboard werkte zo goed dat het binnen de opleiding algemeen navolging gekregen. Op Youtube vat ik zo nu en dan een artikel samen, iets dat door studenten zeer gewaardeerd wordt. Twitter (onder de naam
@titchener maar ook
@owk_uu) gebruik ik voor allerlei doeleinden, voor onderwijs maar ook om verbinding met 'veld' te zoeken (zowel wetenschappers als leerkrachten). Een direct gevolg van samenwerking via Twitter was de publicatie met de Vlaamse auteur
Pedro de Bruyckere van een boek over onderwijsmythen in maart 2013. Dat boek mag zich verheugen in veel belangstelling en het is inmiddels aan de vijfde druk toe. Op mijn initiatief ben ik met enkele andere docenten een weblog begonnen, die zeer goed bezocht wordt, ook bijvoorbeel ddoor leerkrachten in het basisonderwijs. Op deze manier is het voor mij een uitdaging om onderwijskundige kwesties actueel te houden, en de blogs vormen een bron waar ik in het onderwijs telkens weer uit kan putten. Daarnaast blijkt dat het voor studenten een activerende werkvorm kan zijn, want het nodigt hen uit om op een andere manier met leerstof bezig te zijn en om mee te discussiëren over onderwijskundige kwesties.
Het mag duidelijk zijn: mijn visie op onderwijs is een samenstelling van verschillende interesses en doelstellingen. Eén ding staat echter wel centraal: al mijn activiteiten komen voort uit mijn wens om enerzijds het beste onderwijs te verzorgen voor studenten en om hen te helpen volwaardig academisch geschoold te worden, en anderzijds om ernaar te blijven streven zelf een steeds betere docent te worden.