Op 23 april deed ik mee aan de manifestatie Onderwijsorakels. 1000 minuten over onderwijs. 15 minuten daarvan mocht ik vullen, om een uur of 11 's avonds en in een zaaltje waar het een graad of 35 was. Er is een video-opname van beschikbaar; ik heb aan de hand daarvan een transcriptie gemaakt. Ik heb de hier en daar wat houterige zinsconstructies soms bijgewerkt maar meestal zo gelaten.
Goedenavond
allemaal. Hebben jullie het nog een beetje naar je zin? Ja? Ik vond
jullie namelijk een beetje stil, dus een beetje pit erin, dacht ik
zo!
Daar
sta je dan! Ik ben docent bij onderwijskunde. Ik doe nog veel meer
bij onderwijskunde, van alles, ik denk dat onderwijskunde een van de
mooiste studies van de Universiteit
Utrecht is -- dat wilde ik even op de stream hebben.Ik heb
oorspronkelijk psychologie gestudeerd aan de UvA. Maar veel
belangrijker dan dat is dat ik geen orakel ben. Natuurlijk ben ik
geen orakel, want jullie willen helemaal geen orakel. Een orakel is
iemand die over profetische gaven beschikt, of zegt te beschikken.
Dat betekent dat wat je zegt door een godheid wordt ingefluisterd.
Nou, wat ik jullie ga vertellen werd helemaal niet door een godheid
ingefluisterd, maar is gebaseerd op mijn eigen ervaring: als student,
maar ook als docent. En dat is ook maar gelukkig, want met de meeste
profeten loopt het uiteindelijk niet zo heel goed af. Dus: jullie
willen geen orakel, want orakels geven jullie alleen nog maar meer
vragen en volgens mij willen jullie antwoorden.
Vandaag:
1000 minuten. Klopt dat? Nou ja, er waren 60 orakels van 15 minuten
elk. 900 minuten kom ik dan op uit -- we smokkelen 100 minuten mee.
Het lijkt me wel voldoende. Het is een dag van meningen, heel veel
meningen, soms elkaar aanvullend, soms elkaar tegensprekend, en met
elkaar zijn we bezig met het componeren van een soort 'onderwijslied'
-- ik hoop dat het met dat lied beter afloopt dan met sommige andere
liederen in ieder geval!
Ik
wil het hier hebben over twee dingen. Twee dingen, niet meer.
Eigenlijk is het maar 1 ding, maar dat klinkt als zo weinig dus ik
heb er twee van gemaakt. Een ding dat ik bespreek is lef. Dat is het
ding waarover ik het wil hebben. En het andere ding is... ook lef,
maar wel op een andere manier. Waarom lef? Omdat ik denk dat lef
hebben misschien wel de belangrijkste academische vaardigheid is.
Als
je in je DeLorean stapt, en je gaat meer dan 88 mijl per uur
(ongeveer 140), ben je vrij om in de tijd te reizen. Stel je gaat
terug in de tijd, de jaren 60, 70, wat tref je dan aan? Spandoeken,
demonstraties, bezettingen: strijd. En het zijn niet alleen studenten
die dat doen, het zijn ook docenten die dat doen. Als ik in de
geschiedenisboeken kijk dan zie ik foto's van docenten die gebouwen
bezetten en al dat soort dingen. Strijd voor beter onderwijs.
Stop de uitholling van het onderwijs. Is dat nu nog het geval? Niet
helemaal. Ik las een tweet van Max Fratelsky vanochtend en hij zei:
"Studenten van vroeger voerden actie door de confrontatie met de
ME aan te gaan, tegenwoordig wordt Onderwijsorakels bedacht."
Het is een beetje als "Kom ook in actie! 'Like' ons op
Facebook." Tja, is dat het. Waarom doe je niks? Waarom ga je
niet op de barricaden, waarom is hier geen rellerige sfeer? Ik hoopte
ergens dat later zou worden gezegd: "Het begon met uit de hand
lopen op het moment dat..." en dat het dan over mij zou gaan.
Maar goed, dat gaat niet gebeuren. En waarom gebeurt dat niet? Uit
angst: gebrek aan lef. Dat denk ik. Waarom? Angst voor
je studie. Het is uitgebreid gezegd en gememoreerd vanavond: we
willen eigenlijk dat je zo snel mogelijk weg bent hier. Het is een
beetje het fastfoodrestaurant-model: we richten het onderwijs zo in
dat je zo snel mogelijk weg bent. Schaf het aan, wij verzorgen het:
wegwezen daarna. Daar krijg je nog een beloning voor ook. Ik ga iets
anders beweren in ieder geval. Gewoon daarom.
Ik
wil hier eigenlijk praten over de alsmaar verdergaande verschoolsing
van ons onderwijs. In Leiden zien we dat heel duidelijk, die dwepen
ermee. Rotterdam doet het nu. Utrecht... zou eigenlijk wel willen.
Maar dat is geheim. We hebben net een nieuw onderwijsmodel in
Utrecht, om nou weer over te stappen... maar toch, men is wel
geïnteresseerd: het moet schoolser. Klassen! En dat de verschoolsing
steeds verder begint op te rukken uit zich misschien wel het best in
het feit dat wij docenten er ons niet meer aan ergeren als studenten
het hebben over 'school'. Of over de 'leraar'. Dat doen we niet meer,
we vinden het al normaal inmiddels. Dat is het schoolse element in
ons. En dat is erg.
Ten
tweede, wat hebben we nog meer tegenwoordig op de universiteit? We
hebben een klaagcultuur. Studenten klagen (jullie klagen), maar
docenten klagen net zo goed. Waarover klagen ze dan? Over studenten
natuurlijk! En ik zie het in mijn eigen praktijk, ik zie het bij
inzagen van tentamens bijvoorbeeld. Ik zie het als studenten op
feedback wachten van de docent. Studenten hebben dat nodig: ze zijn
bang, onzeker. "Als ik mijn feedback niet krijg, hoe kan ik dit
dan ooit gaan halen? Doe ik het wel goed? Ik weet het niet. Ik durf
niet."
Het
voorbeeld dat ik wil geven is het schrijven van academische teksten.
Dat is een belangrijke officiële academische vaardigheid. En ik zie
hoe moeilijk studenten dat vinden. Dat vinden studenten ontzettend
moeilijk, tenminste mijn studenten vinden dat moeilijk. Waarom vinden
zij dat zo lastig, academisch schrijven? Uit angst! Natuurlijk, ook
weer uit angst. Angst voor de beoordeling, of voor de norm, of
eigenlijk de ver-oordeling die je te wachten staat als je afwijkt van
die norm.
Ik
heb hierover eerder geschreven, over de angst voor academisch
schrijven. Echte angst voor afwijken van de norm. Ik heb daarin vier
dingen onderscheiden die mij opvielen, waarom dat nou zo'n probleem
was, dat academische schrijven. En de eerste was: het heet academisch
schrijven. Dan denk je: dat zal wel iets heel anders zijn dan
'normaal schrijven', ik moet ineens iets anders, ik ben opeens een
heel ander persoon. Ik mag niet schrijven zoals ik wil, zoals ik
normaal ben, normaal zou zijn, nee: ik moet academisch schrijven, en
dat is iets totaal anders, anders doe ik vast iets heel erg fout. En
ten tweede: wetenschap, dat is iets moeilijks, en we doen hier
natuurlijk hele moeilijke, verheffende dingen... dus zal ik ook wel
heel moeilijke dingen moeten schrijven. Ik kan natuurlijk niet
normale mensentaal gebruiken: ik moet moeilijke woorden gebruiken. Is
dat zo? Ik twijfel daaraan. Maar goed: je moet moeilijk schrijven.
Ten derde: er zijn allemaal van die rare regeltjes bij academisch
schrijven. Bij ons moeten we volgens de APA schrijven (of aapaa zoals
de meesten zeggen). Dat betekent dat je je punten en komma's
nauwkeurig moet wegen. Want stel je voor dat er een komma staat waar
een punt zou moeten staan volgens die norm, och, dat is me toch wat.
Dan wordt het afgekeurd wat je schrijft, dat is toch wel het ergste
dat kan gebeuren. En waarom? Tja, wat is er nu makkelijker voor een
docent om te beoordelen of de komma's op een goede plek staan. Het
heeft niets met de tekst te maken maar met, tja niemand weet wat. De
schrijfregeltjes. En ten vierde: dat iedereen denkt dat academisch
schrijven schrijven is alsof je een artikel schrijft voor een
wetenschappelijk tijdschrift. Dat is denken waarvan ik denk: dat is
van veel jaar geleden, toen was dat normaal, maar er zijn
tegenwoordig zo veel meer manieren waarop je je schriftelijk kunt
uiten. Al is het alleen maar door een blogposting te schrijven ergens
over. Dat zou ik mijn studenten vooral willen meegeven. Schrijf niet
alleen academisch voor een tijdschrift, maar schrijf ook academisch
voor een ander medium!
Dus:
wat studenten vaak doen is krampachtig gaan schrijven uit angst dat
ze het fout doen, en ze meten zichzelf een norm aan, en dat leidt in
mijn optiek snel tot gekunstel. Ik vind juist: je moet lef hebben. Je
moet lef hebben om creatief te zijn. Om iets te doen wat eigenlijk
niet mag, als het ware. Je moet de verantwoordelijkheid nemen om
onverantwoordelijk te zijn. En dat deed ik zelf ook, daarom denk ik
daar altijd aan. Ik deed het zelf ook en ik maakte er eigenlijk een
beetje een sport van. Dus als ik iets moest schrijven, dan probeerde
ik altijd iets geks te doen met een tekst. Ik kan me goed herinneren,
ik heb college gehad van Johan Hoogstraten. Ik leverde bij hem een
lange tekst in (je moest elke week bij hem teksten inleveren), en ik
leverde een tekst in waar geen enkele komma in zat, maar zo dat het
net niet te zien was. Gewoon uit baldadigheid. Werd het opgemerkt?
Nee, maar misschien is dat maar goed ook want als het wel werd
opgemerkt was het ook niet goed geweest. Het is nutteloos, misschien,
maar voor mij was het een leuke stijloefening en het is ook een leuke
manier om de schrijfsleur te doorbreken, want jullie moeten nogal wat
schrijven in het algemeen. Ten tweede: als ik schreef, ik had geen
APA-handleiding (die heb ik tijdens mijn studie ook nooit gehad), ik
heb hem nu omdat ik er dingen mee moet beoordelen. Wat ik had was een
boek voor het schrijven van PR- en reclameteksten. Dat gebruikte ik
als leidraad bij het schrijven. Dat handboek stond vol met regeltjes:
als je een zin zo opschrijft verlies je 10% van de leesbaarheid. Waar
het op gebaseerd was: geen idee. Passieve zin? Min zoveel. Schuine
letters? Min zoveel. Zinslengte zoveel? Gaat het ook mis. Dat
gebruikte ik. En zo zorgde ik dat vooral mijn eerste pagina -- want
die lezen mensen -- dat die op die principes gebaseerd was. Heb ik
ooit een probleem gehad met schrijven? Nee, nooit. Echt niet. Heb ik
ooit feedback gehad op schrijfproducten? Eigenlijk ook niet. Zo
werkte de UvA toen: heerlijk was dat. En de schrijver C.S. Lewis
heeft wel eens als tip gegeven (toen iemand vroeg "hoe moet ik
schrijven?) "Wees helder en concreet, en doe niet te moeilijk."
En dat zijn eigenlijk alle tips die je moet hebben als je iets moet
schrijven, en gelden ook voor andere academische vaardigheden. Doe
niet te moeilijk. Ik mis dat soort lef. Vandaag werden het zelfs
'competente rebellen' genoemd. Maar: de universiteit moet jou
natuurlijk ook de ruimte geven om die lef te tonen, want die krijg je
vaak niet. En dat vind ik jammer dat je die ruimte vaak niet hebt.
Die moet je krijgen. Ik mis dat dus ook wel eens als ik werk van
studenten moet beoordelen. Dan ben ik gebonden aan een of ander
criteriumlijstje of 'rubric' of iets dergelijks. Het grappige is: wij
als docenten moeten daarmee werken, maar we kunnen dat eigenlijk
helemaal niet. Want wat wij beoordelen is heel vaak wat wij vinden
van een tekst, wat wij vinden van een onderzoeksplan. En staat dat
ergens beschreven in de APA-regels? Nee, helemaal niet! Het staat
helemaal nergens beschreven. Wat vinden wij belangrijk? Bijvoorbeeld
dat je origineel bent, of dat je creatief bent. Dat je leesbaar
schrijft. Het is heel vreemd, maar leesbaar schrijven is iets heel
anders dan correct schrijven. Ik moet geraakt worden door een tekst,
moet denken: "Nou, die snapt waar-ie het over heeft!" Kijk,
samenvattingen maken, tja, dat leer je op de middelbare school wel,
dat kan iedereen. Maar iets vinden van een tekst, iets een stomme
tekst vinden bijvoorbeeld, dat is nou een vaardigheid. Dan laat je
zien dat je iets kunt. Dus daarom is het lef.
Ik
mis ook soms een beetje de strijd van de student tegen de docent, en
andersom. Ik las een bundel over grootheden op het gebied van
toetsen. Ik las over Bob van Naerssen. Bob van Naerssen was altijd in
strijd met zijn studenten. Waarom? Hij gaf het vak testleer. De
studenten wilden dat vak helemaal niet volgen. In die tijd waren
studenten Links en Marxistisch, en toetsen, dat is iets waarbij je
mensen van elkaar onderscheidt. Je vindt de een beter dan de ander.
Oftewel: een normale arbeider wordt daarmee onderdrukt! Dus studenten
wilden dat vak helemaal niet volgen, het enige wat ze wilden was het
tentamen halen (het was een verplicht vak). Dus wat deden ze? Ten
eerste werd er enorm afgekeken. Dus van Naerssen zette schotjes
tussen de tafels in. Ze verzonnen allerlei manieren om dat tentamen
te halen. Op een gegeven moment hadden ze een tentamen in handen dus
wat deed hij, hij maakte een grote database met heel veel vragen erin
en gaf die aan de studenten. "Leer die vragen maar allemaal, dan
ken je het ook!" Maar dat wilden ze ook niet. Het waren
goed/fout-vragen maar zelfs dat vonden studenten te veel om te leren
want zij wilden het überhaupt niet leren. Dus wat deden ze? Ze
bedekten alle items waarbij het tweede alternatief fout was: die
leerden ze niet. Ze leerden de andere vragen uit hun hoofd, alleen
maar de vragen. Wat ze deden tijdens het tentamen: ze keken of ze een
vraag herkenden. Was dat zo, dan was antwoord A juist. Was het niet
zo, dan moest het alternatief B zijn! Geniaal natuurlijk. Ook daar
ging van Naerssen op in en het was een krachtmeting die jaren geduurd
heeft. Dat vind ik leuk.
Dan
wil ik het nog even over lef hebben, die andere, namelijk de lef om
te studeren zonder dat je weet wat je later worden wil. Ik was daar
zelf overigens best goed in: tijdens mijn eigen studie heb ik
namelijk geen moment nagedacht over wat ik later zou worden of dat ik
psycholoog zou worden (ik wist niet eens wat een psycholoog deed). Ik
wist 1 ding wel zeker, dat ik geen AiO wilde worden. Wat denk je dat
ik werd? Juist.
Wat
ik wil zeggen is: heb het lef om niet in een baan geïnteresseerd te
zijn. Deze maatschappij zit te springen om mensen zonder ambitie. De
universiteit is de plek om juist die academische vaardigheid te
ontwikkelen. Ik las laatst een artikel waarin werd gezegd dat de
universiteit meer zou moeten opleiden tot een baan. Sterker: je zou
studies waarvan onzeker is of ze tot een baan leiden moeten opheffen.
Ik zeg: nonsens. Opleiden tot een baan is helemaal niet de taak van
een universiteit. De universiteit is er om jou te leren denken, een
mens te worden. Net als de filosoof Bas Haring zou ik daarom willen
pleiten voor langer studeren: langstuderen. Als we langer leven, en
we werken langer, waarom kunnen we dan niet langer studeren? Dat is
toch raar?
Ik
sluit af. Mijn advies is: volg je droom, studeer wat je leuk vindt,
en toon lef in je studie. Verbeter
het onderwijs, begin bij jezelf. Hou je veilig!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten