maandag, oktober 15, 2012

Welke sociale media gebruiken studenten?

Ik verzorgde een college over sociale media. Het ging met name de rol die sociale media kunnen spelen in het onderwijs. De slides van dat college kun je online vinden. Het leek me aardig om tijdens het college te inventariseren welke media/services de aanwezige studenten met enige regelmaat gebruiken. Daarom heb ik een inventarisatie gehouden, waarbij ze in een lijst met 24 populaire webdiensten konden aanvinken wat ze wel eens gebruikten of wel eens gebruikt hadden. De 24 diensten heb ik geselecteerd uit een uitgebreide lijst die in Erno Mijlands boek Smihopedia (Aan de slag met sociale media in het onderwijs) te vinden is. Reddit heb ik zelf toegevoegd omdat het een goed voorbeeld van een hechte internet community is waarin mensen makkelijk voor elkaar klaar staan. Van de lijst heb ik weer een Google Form gemaakt, en deze is door 24 studenten ingevuld. Hieronder zie je het resultaat in staafdiagrammetjes. Als er geen staaf is betekent dat dat niemand deze webdienst gebruikt (heeft).


De resultaten laten een vrij eenzijdig beeld zien. Youtube en Facebook worden door iedereen gebruikt. Ze worden op de voet gevolgd door Dropbox en Socrative - niet vreemd, want die twee gebruiken we regelmatig in ons onderwijs (met Socrative kun je mooie quizjes in elkaar zetten). Skype is populair, en ongeveer de helft gebruikt Twitter. Mij valt op dat MSN nog altijd wordt gebruikt, maar nog opvallender vind ik dat veel diensten door niemand gebruikt worden (en ook niet herkend). Het verzamelen van websites (Scoop-it, Delicious), maken van mind maps (Mindomo), stellen en beantwoorden van vragen (Quora), discussiƫren over van alles en nog wat (Reddit): allemaal spelen ze geen rol. Dat is niet erg natuurlijk, maar het kan helemaal geen kwaad om als onderwijskundige actief kennis te maken met de bonte verzameling webdiensten die overal te vinden zijn. Mijn advies: denk mee, doe mee, praat mee!

woensdag, oktober 10, 2012

De studiemotivatie van studenten

Studeren doe je met een bepaald doel. Je wil iets leren, je wil een diploma halen, je wil bewijzen tegenover anderen dat je een studie succesvol kunt afronden... de mogelijkheden zijn eindeloos, en bij iedereen zal het gaan om een zekere combinatie van factoren. Die combinatie kan ook nog eens veranderen naarmate je verder komt in je studie. Het is goed om een doel te hebben, want het zorgt ervoor dat je je aandacht richt op de taak en dat je je inspant om de taak af te ronden. Het doel dat je voor ogen hebt kan ook je motivatie beinvloeden. De literatuur zegt dat doelen die specifiek, niet al te moeilijk, en binnen niet al te lange tijd te bereiken zijn motivatie en doorzettingsvermogen verhogen. Er schuilt echter wel een gevaar: als het doel belangrijker wordt dan het middel dan komt motivatie min of meer buitenspel te staan. Je ziet dit soms bij mensen die een zogenaamde 'bucket list' maken: een lijst met ervaringen die je in ieder geval gehad wil hebben voordat je doodgaat. Een recente kritische beschouwing in The New York Times laat zien dat in dat opzicht het doel niet altijd de middelen heiligt.

Een andere manier om naar motiverende doelen te kijken is door een verschil te maken tussen 'mastery goals' en 'performance goals'. Een 'mastery goal orientation' zorgt voor de motivatie die gericht is op de persoonlijke intentie om ergens beter in te worden, onafhankelijk van de prestatie die je (aan anderen) vertoont. Een 'performance goal orientation' zorgt voor de motivatie om vooral vaardig en competent te handelen, zodat anderen kunnen zien hoe goed jij de taak beheerst. In het algemeen vindt een opleiding het fijner als iemand gemotiveerd is vanuit een mastery orientatie dan vanuit een performance orientatie, ook al hoeft het eindresultaat (succes op een tentamen bijvoorbeeld) niet noodzakelijk te lijden onder de orientatie.

Ik was geinteresseerd in de orientatie van de studenten bij Onderwijspsychologie, en heb hen een korte vragenlijst voorgelegd in een college over motivatie (nog voordat ik inging op de verschillende doelorientaties). De vragenlijst bestond uit 24 korte stellingen die op een Likertschaal (5-punts) werden beantwoord (van 'niet van toepassing' tot 'totaal van toepassing'). Drie typen stellingen kwamen in de lijst voor: afleiders (stellingen die niet bij het onderwerp hoorden, stellingen die zich richtten op een mastery orientatie (een vraag als: "Ik houd van pittige studieopdrachten") en stellingen die zich richtten op een een performance orientatie (een vraag als: "Het is belangrijk voor me om hogere cijfers te halen dan mijn medestudenten"). Technische info: de vragenlijst had ik gemaakt in Google Forms, en van te voren heb ik de resultatenanalyse van de antwoorden geconstrueerd (gemiddelden over de juiste items berekenen en vanuit die gemiddelden een staafdiagram tekenen) zodat de resultaten onmiddelijk grafisch zichtbaar waren. In een kleine 10 minuten vulden 81 studenten de vragenlijst in. Het resultaat staat hieronder.


Te zien is dat de studenten zichzelf gemiddeld meer identificeren met een mastery orientatie dan met een performance orientatie. Je ziet hier gemiddelden, in beide gevallen is de standaarddeviatie ongeveer 0,5. Ik leid hier voorzichtig uit af dat het met de doelorientatie van onze studenten wel goed zit. Een volgende keer zal ik ook enige achtergrondinformatie vragen (voltijd of deeltijd-student, en dergelijke) om te onderzoeken of er verschil is tussen verschillende groepen. Zoals altijd: meer onderzoek is nodig.