woensdag, oktober 10, 2012

De studiemotivatie van studenten

Studeren doe je met een bepaald doel. Je wil iets leren, je wil een diploma halen, je wil bewijzen tegenover anderen dat je een studie succesvol kunt afronden... de mogelijkheden zijn eindeloos, en bij iedereen zal het gaan om een zekere combinatie van factoren. Die combinatie kan ook nog eens veranderen naarmate je verder komt in je studie. Het is goed om een doel te hebben, want het zorgt ervoor dat je je aandacht richt op de taak en dat je je inspant om de taak af te ronden. Het doel dat je voor ogen hebt kan ook je motivatie beinvloeden. De literatuur zegt dat doelen die specifiek, niet al te moeilijk, en binnen niet al te lange tijd te bereiken zijn motivatie en doorzettingsvermogen verhogen. Er schuilt echter wel een gevaar: als het doel belangrijker wordt dan het middel dan komt motivatie min of meer buitenspel te staan. Je ziet dit soms bij mensen die een zogenaamde 'bucket list' maken: een lijst met ervaringen die je in ieder geval gehad wil hebben voordat je doodgaat. Een recente kritische beschouwing in The New York Times laat zien dat in dat opzicht het doel niet altijd de middelen heiligt.

Een andere manier om naar motiverende doelen te kijken is door een verschil te maken tussen 'mastery goals' en 'performance goals'. Een 'mastery goal orientation' zorgt voor de motivatie die gericht is op de persoonlijke intentie om ergens beter in te worden, onafhankelijk van de prestatie die je (aan anderen) vertoont. Een 'performance goal orientation' zorgt voor de motivatie om vooral vaardig en competent te handelen, zodat anderen kunnen zien hoe goed jij de taak beheerst. In het algemeen vindt een opleiding het fijner als iemand gemotiveerd is vanuit een mastery orientatie dan vanuit een performance orientatie, ook al hoeft het eindresultaat (succes op een tentamen bijvoorbeeld) niet noodzakelijk te lijden onder de orientatie.

Ik was geinteresseerd in de orientatie van de studenten bij Onderwijspsychologie, en heb hen een korte vragenlijst voorgelegd in een college over motivatie (nog voordat ik inging op de verschillende doelorientaties). De vragenlijst bestond uit 24 korte stellingen die op een Likertschaal (5-punts) werden beantwoord (van 'niet van toepassing' tot 'totaal van toepassing'). Drie typen stellingen kwamen in de lijst voor: afleiders (stellingen die niet bij het onderwerp hoorden, stellingen die zich richtten op een mastery orientatie (een vraag als: "Ik houd van pittige studieopdrachten") en stellingen die zich richtten op een een performance orientatie (een vraag als: "Het is belangrijk voor me om hogere cijfers te halen dan mijn medestudenten"). Technische info: de vragenlijst had ik gemaakt in Google Forms, en van te voren heb ik de resultatenanalyse van de antwoorden geconstrueerd (gemiddelden over de juiste items berekenen en vanuit die gemiddelden een staafdiagram tekenen) zodat de resultaten onmiddelijk grafisch zichtbaar waren. In een kleine 10 minuten vulden 81 studenten de vragenlijst in. Het resultaat staat hieronder.


Te zien is dat de studenten zichzelf gemiddeld meer identificeren met een mastery orientatie dan met een performance orientatie. Je ziet hier gemiddelden, in beide gevallen is de standaarddeviatie ongeveer 0,5. Ik leid hier voorzichtig uit af dat het met de doelorientatie van onze studenten wel goed zit. Een volgende keer zal ik ook enige achtergrondinformatie vragen (voltijd of deeltijd-student, en dergelijke) om te onderzoeken of er verschil is tussen verschillende groepen. Zoals altijd: meer onderzoek is nodig.

Geen opmerkingen: